Aan de slag

Drie principes om de autonome mobiliteit van kinderen te versterken.

Om de autonome mobiliteit van kinderen te versterken dienen we op een specifieke manier naar de inrichting én het gebruik van de publieke ruimte te kijken. Voorop staat de noodzaak tot een andere verdeling van de publieke ruimte, waarbij meer ruimte voor kinderen voorzien wordt. 

Stel hierbij steeds deze basisvraag: Ondersteunt deze oplossing de autonome mobiliteit van kinderen?   

Hierbij hanteer je best drie principes die de autonome mobiliteit van kinderen vergoten: veiligheid, duidelijkheid en beleving

Principe 1. Kinderen hebben nood aan publieke ruimten zonder gemotoriseerd verkeer. Zorg voor een veilige omgeving.

  • Stel steeds de vraag: Is hier gemotoriseerd verkeer nodig?

  • Herverdeel de ruimte waarbij er meer ruimte voorzien wordt voor actieve en trage weggebruikers en dus meer ruimte voor autonome verplaatsingen van kinderen.

  • Vermijd conflicten tussen kinderen die zelfstandig onderweg zijn enerzijds en het gemotoriseerd verkeer én het snel fietsverkeer anderzijds. 

  • Woonomgevingen én ruimten waar veel kinderen en jongeren aanwezig zijn (pleinen, schoolomgevingen, parken, treinstations, gemeenschapsvoorzieningen, jeugdwerksites,…):

    • Zorg voor belevingsvolle en autovrije zones, straten,…

    • Schaf zoveel mogelijk het doorgaand verkeer af.

    • Integreer maximaal traag verkeer (20km/u en 30km/u) indien gemotoriseerd verkeer noodzakelijk is.  

  • Ontwikkel belangrijke fiets- en schoolroutes doorheen gemeente, stad, regio als zeer veilige verbindingen die bovendien steeds voorrang hebben (=een goede doorstroming voor kinderen) ten opzichte van het gemotoriseerd verkeer. 

  • Stem de uren van het school-thuisverkeer én vrachtverkeer in de omgeving van scholen op  elkaar af. Geen vrachtverkeer tijdens start en einde van school is de norm.

  • Focus op knooppunten en cruciale schakels (die kinderen en ouders aangeven), en dit op verschillende schaalniveaus (buurt, wijk, gemeentelijk, regionaal). Deze dienen uiterst veilig te worden ingericht voor kinderen. Eén zwakke schakel zorgt ervoor dat kinderen niet op pad kunnen of mogen gaan.

Principe 2. Kinderen hebben nood aan houvast als ze onderweg zijn. Zorg voor een duidelijke en overzichtelijke publieke ruimte.

  • De inrichting dient duidelijk en overzichtelijk te zijn.

    • Verander niet onnodig van materiaal, signalisatie, breedte, kleur, aanduiding…

    • Maak heldere inrichtingskeuzes en laat je leiden door de vele positieve ontwikkelingen in het mobiliteitsbeleid.

    • De inrichting moet kinderen de tijd geven om de situatie te kunnen lezen en begrijpen. Kinderen leren de verkeerssituatie immers stap voor stap aan.

  • Verbreed het thema van wegcategorisering (via het mobiliteitsplan) in je gemeente of stad met het perspectief van kinderen. 

  • Het gemotoriseerd verkeer moet ten allen tijde aankomende en overstekende kinderen kunnen zien.

  • Verwijder obstakels in de openbare ruimte die het zicht van kinderen belemmeren bij het oversteken of bij confrontatie met het gemotoriseerd verkeer. Obstakels zijn er in allerlei vormen: vuilbakken, geparkeerde wagens, elektriciteitskastjes, glascontainers, bloembakken,…

  • Begeleid kinderen in hun leerproces om stapsgewijs op pad te gaan.  Doe dit samen met hen én op een zo jong mogelijke leeftijd. Hiervoor is natuurlijk een taak voor de ouders weggelegd. Maar dat lukt beter wanneer tegelijk ook de gemeente, scholen of buurtwerkingen hierin ondersteuning bieden.  

Principe 3. Kinderen beleven onderweg zijn op een eigen manier. Integreer hun perspectief en beleving in het mobiliteitsbeleid.

  • Betrek kinderen én hun ouders bij mobiliteitsvraagstukken en inrichtingsplannen. Ga met hen op pad en luister.

  • Observeer en onderzoek het gedrag van kinderen. Stel je vragen zoals: Waarom zijn hier weinig of veel kinderen? Is er veel begeleiding nodig? Wat zijn de routes voor kinderen? Zijn de gemeenschapsvoorzieningen goed bereikbaar voor kinderen? Kunnen ze er alleen naar toe? Zijn kinderen zichtbaar in het straatbeeld?

  • Hou steeds voor ogen dat de autonome mobiliteit voor kinderen een veelzijdig leerproces is dat context- en kind afhankelijk is (zie onze visietekst).

  • De sociale waarde van mobiliteit staat voor kinderen voorop. Hou voor ogen dat voor kinderen fietsen, steppen en skaten en wat rondlopen tot hun favoriete verplaatsingswijzen behoren. Ze laten veel sociaal contact en contact met de  omgeving toe.

    • Voor jonge kinderen is het een manier om hun straat en buurt te ontdekken.

    • Voor kinderen van 8-12 jaar ligt het aantrekkelijke van mobiliteit in de verplaatsingen zelf.  Het zich kunnen meten met elkaar is ook belangrijk.

    • Voor de wat oudere kinderen (vanaf 12-13 jaar) wordt de bestemming aantrekkelijk en wordt het verplaatsen op zich wat functioneler.  

  • Verplaatsingen voor kinderen zijn dus niet per se snelle verplaatsingen van punt a naar punt b. Voor hen is dit ook tijd en ruimte om te spelen, af te spreken, wat rond te hangen, te ontdekken.

  • Voorzie op drukke en cruciale plaatsen publieke ruimte waar kinderen op adem kunnen komen, afspreken, spelen, kunnen wachten.

  • Ontwikkel straten, buurten, wijken, gemeenten en steden waar spelen op straat terug als normaal wordt aanzien.